donderdag 22 december 2011

Stapelen in het MAS; verdieping per verdieping

Met Cultuurwerk, adviseurs op de cultuurmarkt, ging ik een dagje mee op excursie naar het Museum aan de Stroom (MAS) in Antwerpen. Dit nieuwe museum is ontstaan uit de collecties van het voormalige Etnografisch Museum, en uit die van het Nationaal Scheepvaartmuseum en het Volkskundemuseum. Ook een deel van de Collectie Vleeshuis is in de presentatie opgenomen. In totaal bevat de collectie ruim 470.000 objecten. In 2012 staat ook nog de opening gepland van het nieuwe stedelijke museum Red Star Line I People on the Move, gevestigd in de gebouwen van de Red Star Line, die tussen 1874 en 1934 meer dan twee miljoen passagiers naar Amerika en Canada bracht.
Tot 30 december 2012 toont het MAS de tentoonstelling ‘Meesterwerken in het MAS, Vijf eeuwen beeld in Antwerpen’. Hierin zijn veel topstukken te zien uit de Antwerpse colecties, met onder meer belangrijk werk van de vroege Vlaamse primitieven, Jan van Eyck en Jean Fouquet. Deze tentoonstelling steunt voor een belangrijk deel op bruiklenen uit het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, het Museum voor Hedendaagse Kunst en Museum Plantin-Moretus / Prentenkabinet.

Mijn persoonlijke indrukken zijn divers, min of meer gelijkvormig aan de grote verscheidenheid van collecties en presentaties. Allereerst de thema’s: boven het ‘Kijkdepot’ op verdieping twee (in Nederland zouden we zeggen ‘open depot’, maar de Vlaamse term is beter: je mag wel in het depot, maar je mag alleen door tralies en ruiten kijken) zijn letterlijk per verdieping thema’s gestapeld: na de tijdelijke exposities op drie volgen ‘machtsvertoon’ op vier, ‘wereldstad’ op vijf, ‘wereldhaven’ op zes en op zeven en acht ‘leven en dood’. Het is een poging om de smeltkroes Antwerpen historisch, cultureel en technisch te tonen en te duiden in al zijn bonte verscheidenheid. Boven elkaar, maar ook naast elkaar. Het voor mij meest in het oog springende element hiervan is verdieping vier, waar westers (lees: Antwerps) vertoon en symbolen van wereldlijke en godsdienstige macht tijdens de Opstand worden geplaatst naast machtssymbolen uit Afrika, Japan en Polynesië. Dat geeft een vreemde sensatie, al was het maar omdat je merkt dat je je eerst over je Eurocentrische houding heen moet zetten. Dat lukte mij niet helemaal: Antwerpen trok meer dan Polynesië en een sierharnas zegt me toch meer dan een collectie Indonesische wapens. Het roept wel op tot relativeren, dat wel. De inleidende audio-visuele presentatie op dit thema is indringend (en erg luid!).
De volgende lagen van de stapel tonen de groei van Antwerpen en haar haven. Hierin is ook getracht om niet-westers vergelijkingsmateriaal in het thema te betrekken; iets te geforceerd als je het mij vraagt. Hoe het Kasena-volk in Ghana zijn woningen bouwt is interessant op zich. Maar hoe ik mijn inzicht daarin moet gebruiken bij het waarderen en bewonderen van het grandioze gezicht op Antwerpen, een aquarel op papier van 16 meter lang, die Antwerpens groei als wereldstad verbeeldt, lukt mij niet, en vele anderen met mij, denk ik. De opstelling op zes, ‘Wereldhaven’, bevat vooral de onafzienbare en rijke stoet van scheepsmodellen, chronologisch en typologisch gerangschikt, met - in niet voor iedereen opvallende lades daaronder - een keur aan prenten, kaarten en tekeningen. Hier geen uitheemse scheepstypen meer, ook geen voorbeelden van ingevoerde producten.
Op zeven en acht is het thema ‘leven en dood’, waarbij de collectie van Paul en Dora Janssens-Arts is opgenomen. Het is mij niet gelukt hier een aansprekend verband met Antwerpen te leggen, anders dan het besef dat er in een wereldhaven gemakkelijk een ethnografische collectie met godsdienstige en rituele voorwerpen kan ontstaan.Een verband dat in de tentoonstelling ‘Vijf eeuwen beeld in Antwerpen’ (op drie) wel gelegd is met de inrichting van een zaal met 17e en 18e eeuwse objecten uit rariteitenkabinetten. Dat doet niets af aan de waarde van de collectie en de prachtige en verzorgde wijze waarop deze op verdieping 7 en 8 tentoongesteld is.

Het MAS is een succes; op de site (http://www.mas.be/) wordt gemeld dat de bezoekersaantallen alle verwachtingen overtreffen: half november na zes maanden een bezoekersaantal van 600.000. Eind dit jaar: 700.000 bezoekers. Ook niet betalende bezoekers kunnen het markante gebouw in en op. Stapel 10 is een voor iedereen toegankelijk dakterras, met een wijds panorama over de prachtige en levendige stad Antwerpen, dat een schitterende attractie rijker is geworden.

zondag 4 december 2011

Museumpeil in een nieuw jasje; wat nieuwe vormgeving kan doen

Nieuwe vormgeving van bladen en tijdschriften is een noodzaak. Na een aantal jaren is de rek er een beetje uit en oogt het blad meer en meer gedateerd. Als lezer associeer je dat met stilstand, hier gebeurt niets meer en die stilstand komt neer op achteruitgang. De redactie van Museumpeil, vakblad van en voor museummedewerkers, vond dat ook. De oude vormgeving knelde en voelde als beperking. Er was nog een andere aanleiding om de vormgeving te vernieuwen: het blad zal binnenkort meer abonnee's moeten gaan werven om zelfstandig te kunnen blijven voortbestaan. Provinciale subsidies om het blad gratis aan musea ter beschikking te stellen zullen gaan afnemen of worden afgeschaft.
Met een lijstje aan voorwaarden en wensen is de redactie (waarvan ik hoofdredacteur ben) op pad gegaan bij vier vormgevers in Nederland en Vlaanderen. Het moest een serieus, te bewaren en na te slaan vakblad blijven, met iedere aflevering een thema. Wel full colour, en met overzichtelijke rubrieken zoals dossier, actueel, opinie, onderzoek, nieuws en dergelijke. De pitch onder de vormgevers heeft tot een nieuwe vormgeving geleid die er wezen mag. Eigenlijk zijn in de nieuwe vorm alleen het formaat, het aantal bladzijden en de suggestie van de peilschaal gebleven. Toevallig gaat het nummer dat nu zal gaan verschijnen ook nog eens over nieuwe media (sociale) in musea. Wij als redactie lijken ons met dit onderwerp en de nieuwe vormgeving plotsklaps ook wel weer jong en fris te voelen....

Binnenkort verschijnt nummer 36 van Museumpeil.  Het heeft een oplage van 2600 exemplaren en wordt uitgegeven door het Landelijk Contact Museumconsulenten (LCM), in samenwerking met de Vlaamse collega's van FARO en de provinciale consulentschappen. Abonnementen (22,50 euro) zijn te bestellen bij de Museumfederatie Fryslan (http://www.museumfederatiefryslan.nl/) en in Vlaanderen bij FARO (http://www.faronet.be/). Losse nummers kosten 12,50 exclusief verzendkosten.  

woensdag 2 november 2011

Kwaliteitszorg: past dat bij de culturele ondernemer?

Els Thijssen, voorvechter van invoering van kwaliteitszorg in musea met Qmus, stelde onlangs de volgende vraag: 'Musea moeten zich steeds meer als cultureel ondernemer profileren. Dat vereist een professionele bedrijfsvoering. Maar staat dat de broodnodige creativiteit en passie niet in de weg?' 
Ik dacht direct aan de uitdrukking: ' In der Beschränkung zeigt sich der Meister'. Misschien moet je het eerder zo zien: vele componisten hebben met passie en creativiteit prachtige werken gecomponeerd, waarbij vorm, vormentaal en kader gewoon vaststonden. En waarom zouden creativiteit en passie altijd geassocieerd moeten worden met bandeloosheid, anarchie en prettig gestoord? Ik ken gepassioneerde boekhouders, bevlogen accountants, enthousiaste juristen en vindingrijke adviseurs kwaliteitszorg. En ik ken dus ook beroemde musea en museumdirecteuren die binnen bestaande kaders hun stempel op de museumsector hebben gezet, en hun vensters naar de wereld hebben geopend. Een goede werkwijze staat creativiteit niet in de weg zolang betrokkenen en stakeholders de grenzen en mogelijkheden waarbinnen musea zich willen of moeten bewegen kennen en erkennen, en zolang zij zich op de vingers willen laten kijken door collega's en door het publiek. Dat laatste, op de vingers gekeken worden, is bij veel kwaliteitsprojecten, visitaties en evaluaties helaas behoorlijk uit de hand gelopen door de papierwinkel die dat met zich meebrengt. Veelal te wijten ook aan financiele belangen die een eerlijke beoordeling van eigen functioneren onder druk zetten. Maar ook op de weg van de ondernemer zijn veel beren die bijvoorbeeld een snelle introductie van een product of de productie ervan in de weg staan. En dan zijn we terug bij af, want waar komen dus veel van die normen en kwaliteitssystemen nu eigenlijk vandaan? Juist: uit het nu zo geprezen bedrijfsmatige ondernemerschap, waar ISO-normering, procesbeschrijvingen, medewerkertevredenheid of pdca-cyclus bon ton zijn. De museumfabriek mag dan 'creative' willen zijn, maar het blijft wel creative industry.