maandag 9 mei 2016

Uitbesteden: het museum als geraamte

Rond het onderwerp pro’s en contra’s van uitbesteden van museale taken door musea, thema van nummer 45 van Museumpeil, zijn er een paar interessante ontwikkelingen te bespeuren. Ten eerste is er de trend om vanwege de bezuinigingen op cultuur vast personeel van musea te ontslaan en deze vervolgens weer als zelfstandige in te huren.  Een effect dat in Nederland met zijn nieuwe en soepeler ontslagwetgeving niet alleen in musea, maar in alle geledingen zichtbaar wordt. Je hebt het dan over de paradox van een ‘vaste groep freelancers’, een verschijnsel dat minister Asscher met zijn nieuwe wetgeving, en niet te vergeten de belastingdienst, juist wilden voorkomen.
Ten tweede is er een tendens om steeds meer museumtaken uit te besteden; niet alleen de traditionele outsourcing van café of winkel is populair, maar ook die van onderzoek, vormgeving, tentoonstellingsontwerp en -conceptontwikkeling, fondswerving, collectie- en depotbeheer, objectregistratie, bewaking en beveiliging, pr en marketing en nog veel meer; bijna alles eigenlijk. Het begint te lijken op het museum als geraamte, dat wij naar believen en gevoelde noodzaak voor een specifiek doel optuigen met een paar organen, zintuigen, hersenen, ervaring en kunde. In de wereld van de klassieke muziek hebben ze het in zo’n geval over een kaartenbakorkest: het gezelschap heeft wel een eigen naam en misschien ook nog een dirigent of zakelijk leider, maar wordt overigens verder bevolkt door de nieuwe seizoenarbeiders en druivenplukkers van de cultuur: musici.  Directeur MAS (Museum aan de Stroom Antwerpen), Marieke van Bommel, komt in haar inleidende bijdrage in Museumpeil tot een museumgeraamte van drie functies: een conservator, een publiekswerker en een bedrijfsleider.  Grote kunst is dan voor zo’n geraamte om de ‘eigen’ identiteit te behouden. Naar buiten toe, richting publiek, lijkt het merk museum één gezicht te hebben, maar intern is het een duiventil, een komen en gaan van flexibele zzp-ers, met alle diversiteit binnen de organisatie van dien.
Let wel: we spreken hier over een trend in musea die beschikken over de middelen om uit te besteden, de grotere instellingen dus. De kleine musea hebben helemaal geen geld om taken uit te besteden, hooguit beschikken ze over ausdauer en vindingrijkheid om hun bestaan en functioneren op bescheiden schaal voort te zetten.  Die kleine musea moeten het van hun vrijwilligers hebben, aan wie zij in feite hun hele hebben en houden outsourcen. Deze musea kweken een band met hun vrijwilligers, die als ambassadeurs hun instelling aanbevelen aan wie het maar horen wil. Met die identiteit zit het juist daar wel goed.
Er zijn ook wel lichtpuntjes: uitbesteden zorgt ervoor, dat je als museummedewerker beter gaat nadenken over wat je kan, of over hoe anderen dat beter zouden kunnen. Zo ontstaan er  in de sfeer van opdrachten omschrijven, contracten aangaan, zakelijke evaluaties of interne opleidingen nieuwe en betere methoden van controle, duidelijker protocollen, checklists, rapportages en soms gewoon ook nieuwe contacten met nieuwe doelgroepen.  Het kan zelfs zover komen dat een museum na een tijdje succesvol uitbesteden en de kunst afkijken, bijvoorbeeld van de catering, het toch weer zelf wil doen, en vervolgens de verloren zoon van café, restaurant en events of museumwinkel weer in de armen sluit.
Er is nog een gunstig effect, namelijk waar uitbesteding en detachering elkaar raken: het aangaan van onderlinge samenwerking tussen musea om met elkaar de inzet van deskundigen te delen, oftewel musea die zichzelf aan collega’s outsourcen.  Komt mij bekend voor: ik begon in 1984 mijn museumwerk als streekconservator, in dienst van meerdere musea in een regio.



Lees Museumpeil 45; ga voor een abonnement naar www.museumpeil.eu 

Foto: De osteologieles van Dr. Sebastiaen Egbertsz., 1619 Amsterdam Museum http://hdl.handle.net/11259/collection.38497